Kobō Daishi en de Shingon-school
De Shingon-school is één van de grote strekkingen van het Japans boeddhisme. Ze werd opgericht in de eerste helft van de 9de eeuw n.C. door de monnik Kūkai, beter bekend onder zijn postume eretitel Kōbō Daishi “Grote Meester ter verspreiding van de Boeddhistische Leer.”
Kūkai was afkomstig uit een familie van lage landadel op het eiland Shikoku. Als begenadigd student werd hij door zijn familie naar de confucianistische staatsuniversiteit gestuurd. Na enkele jaren van vruchtbare studie kreeg de jonge Kūkai echter te maken met een identiteits-crisis. De geleerdheid van het Confucianisme schonk hem geen innerlijke gemoedsrust, en al vlug verliet hij de universiteit. Hij werd een ‘zelfverklaard monnik’ en besteedde de volgende tien jaar uitsluitend aan de beoefening van het boeddhistische pad. Dit gebeurde in alle anonimiteit, in de marge van de toenmalige grote boeddhistische centra, en teruggetrokken in de stilte van de Japanse natuur.
Pas na een tiental jaar verschijnt Kūkai terug op het openbare toneel. Als lid van een officieel gezantschap reist hij af naar China. In de toenmalige hoofdstad van de Tang-dynastie Chang-an ontmoet hij zijn meester Hui-kuo. Die herkent in Kūkai een geschikte opvolger en wijdt hem in in de ‘Leer van het Ware Woord (Jap. Shingon).’ Deze stroming, die haar bronnen heeft in het Indische tantrische boeddhisme uit de 7de eeuw, was sinds een tweetal eeuwen bijzonder populair geworden aan het Chinese keizerlijke hof.
Na het heengaan van zijn meester keert Kūkai na twee jaar terug naar Japan met de bedoeling daar de Shingon-traditie verder te zetten. Dat doet hij door twee grote centra op te richten, de ‘Kyō Ō Gogoku Ji’ in de hoofdstad Heiankyō (de huidige Tōji-tempel in Kyōto) en de ‘Kongōbuji’ op Kōyasan (in het huidige Wakayama-prefectuur). Hij besteedt zijn verdere leven aan de filosofische uitbouw van de Shingon-leer in een groot aantal werken. Zijn geleerdheid en inzicht bereikten nog tijdens zijn leven legendarische proporties. In talrijke volksverhalen en legendes wordt hij alom geëerd als een groot boeddhistisch meester, een groot kalligraaf en een kundige bouwmeester. Zijn energie en medeleven kristalliseerde zich op Kōyasan, dat tot op de dag van vandaag , meer dan twaalf eeuwen later, nog altijd fungeert als hoofdzetel van de Shingon-school en voortleeft als één van de belangrijkste boeddhistische pelgrimsoorden in Japan. Deze grote historische waarde en de sacraliteit van Kōyasan en omliggende streken zorgen ervoor dat het erkend werd als werelderfgoed door de Unesco.