Het is ingewikkeld.
Het is moeilijk.
Het ligt verscholen onder allerlei lappen stof.
Ergens onder zware dekens, in een wirwar van plooien en lagen.
Wat ‘het’ is weten we niet, en of het eigenlijk überhaupt ‘’iets’ is weten we ook niet. Toch lijkt het alvast beter alle dekens uit elkaar te halen.
Ontwikkelen wat ingewikkeld is.
Het eerste deken heet ‘verlangen’. Het is een wirwar. Vormen, geuren, smaken, geluiden en aanrakingen. Steeds meer, laag na laag. Als je het ene lijkt te hebben, wil je het andere. Als je reikt naar het andere, wil je ook meer van het ene. Laag na laag. Je bedelft jezelf.
Het tweede deken heet ‘boosheid’. Iemand trekt aan je deken en je hebt het koud. Je trekt terug, want het is tenslotte jouw deken. Er wordt opnieuw getrokken. Geduw en getrek, tot je vastzit in een knoop.
Het derde deken heet ‘gezelligheid’. Een gezellig dekentje. Ik kom vandaag mijn zetel niet meer uit. Niemand hoeft mij vandaag nog lastig te vallen. Ik wil mijzelf vandaag niet eens lastig vallen. Kan iemand mij eens een kopje warme melk brengen? Doe je er ook wat honing in? Dank je. Nee, sorry, vandaag kan ik helaas niets meer voor je doen. Ik zit vast onder een gezellig deken, en kan er niet meer uit. Ik ga nu een dutje doen.
Het vierde deken heet ‘op en neer’. Na mijn dutje voel ik mij opperbest. Ik kan de wereld aan. Mijn deken wordt een superman-cape. Maar superman geraakt na een paar stappen niet verder dan de deur van de kamer. Misschien toch nog eerst even dit goed leggen, zo. Dan dit deken leg ik daar. Toch wel best lastig al die dekens. Zo veel om op te ruimen. Ik doe het straks wel. Nu moet ik toch eerst even rusten. Maar mijn superman-deken ligt hier vlak naast me, voor straks.
Het vijfde deken heet ‘twijfel’. Lastig dekentje. Als ik er onder zit, denk ik wel eens: kan ik dit wel? Is dit wel iets voor mij? Onder mijn twijfel-deken vertrouw ik het niet meer. Ik kijk van onder mijn deken naar de wereld. Is het wel te vertrouwen? Hebben ze het wel goed met me voor? Ik weet het allemaal nog zo niet. Ik blijf liever zitten.
Ik schud alle dekens nog wat op. Een beetje meer hier en daar. Niet te veel trekken daar, dank u. Je verstoort mijn gezelligheid. Straks, dan vlieg ik erin, zeker weten. Of misschien toch maar niet?
Het is ingewikkeld.
Het is moeilijk.
Een frons.
Het is eenvoudig.
Het is niet moeilijk.
Alles is enkelvoudig.
Geen plooien.
Wat in en door elkaar zit, is nu vlak gestreken. Wat uitgestrekt en zwaar is, hou je tegen het licht. Het wordt doorzichtig. Je kijkt wat dichter. Het zijn maar draden door elkaar. Eén horizontaal, één verticaal. Je trekt aan één van die draden. Ze lijken los te zitten. Wat twee draden leken te zijn, is één lange draad. Je rolt hem op tot een bolletje.
Het ligt even in je hand. Alle zwaarte ontrafeld en opgerold tot een bolletje draad.
Je rolt het bolletje af.
Inzicht gaat verticaal, medeleven horizontaal.
Je kruist ze door elkaar.
Je weeft het leven weer tot een deken. Zacht en licht. Groot genoeg voor heel de wereld.
Het is niet moeilijk.
Het is eenvoudig.
Een glimlach.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek