“Ik ben mij gaan afvragen of al onze daden en gedachten niet achter ons aan wandelen, of zij niet een deel van ons zijn, ons gevolg, onze hovelingen, waarvan de stoet aangroeit naargelang wij zelf slinken, die wij evenmin negeren kunnen als onze vleselijke kinderen en die misschien fluisterend nablijven, lang nadat wij zelf tot stilte zijn gebracht.”
Willem Elsschot, Lijmen/Het Been, Polis, 2018 p.207
Deze zin lichtte op tijdens de lectuur van de dubbelroman Lijmen/Het Been van Willem Elsschot. Uit de context van het verhaal gelicht, leek het mij een treffende beschrijving van het boeddhistisch begrip ‘karma’. Het is bekend dat Willem Elsschot zichzelf als agnost bekende. Misschien was hij ook een verborgen bodhisattva, die ver voor zijn tijd boeddhistische ideeën neerpende?
Het beeld van onze handelingen als een bonte, chaotische stoet van hovelingen die achter ons aan loopt, heeft iets bedreigends. Het zijn dan wel onze handelingen, maar vaak wensen we dat een aantal ervan gewoon zou verdwijnen. Ergens een zijstraatje inslaan, en voorgoed uit het zicht verdwijnen. Helaas, daar lijken we geen zeggenschap over te hebben. Ook in het boeddhisme wordt vaak herhaald dat de wet van oorzaak en gevolg onontkoombaar is. Ook een zijstraat komt weer uit op de hoofdstraat. Dat inzicht heeft zo zijn pedagogisch effect; als je inziet dat een handeling altijd een effect zal sorteren dan denk je wel twee keer na.
Maar deze zwaarte mag echter niet bedrukkend worden. Ons zelfverklaard ‘ik’ loopt immers voorop in de stoet. De hovelingen volgen hem/haar. Meer nog: ze worden door hem/haar in het leven geroepen, en hij/haar is niets anders dan de stoet zelf. Daar schuilt een grote vrijheid in. Het kan een bonte stoet worden met slogans als ‘ik eerst’, of ‘uit de weg’. Maar het kan ook een stoet worden die, op aangeven van de leider, leuzen scandeert als ‘weg met ik’ en ‘leve wij’.
De leider die voorop loopt hoort zijn volgelingen en knikt. Hij voegt de daad bij het woord en wordt langzaam onzichtbaar. Hij heeft zijn rol gespeeld. De wij-stoet loopt verder. Mensen langs de straat kijken naar deze kleurrijke fanfare, en neuriën zachtjes mee. Na een tijdje is de fanfare uitgespeeld, een laatste adem weerklinkt uit een trompet. We ‘slinken’ en we worden tot ‘stilte’ gebracht.
Ergens in een zijstraatje staat een kind met een speelgoed trompet. Hij blaast het deuntje dat hij net hoorde voorbij komen zo goed en kwaad als hij kan na. ‘Wat ben je aan het doen’, vraagt zijn vriend. Ik speel fanfare, de Wij-fanfare. Wie doet er mee, wie doet er mee, wie doet ermee…de twee kinderen scanderen hun vraag naar verbondenheid en een nieuwe stoet wordt geboren.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek