Nu de avond vroeger valt, is het licht in de meditatieruimte aan. Door het openstaande raam vliegt een nachtvlinder naar binnen, in de war door het schijnsel van het licht. Of wil hij misschien ook proeven van de stilte?
Tijdens de pauze doof ik het licht. De kaars op het altaar en drie theelichtjes achteraan geven voldoende licht om te mediteren. Hoe langer de tijd verstrijkt, en je ogen wennen aan het initiële gemis van licht, hoe mooier de ruimte oplicht.
Het zachte licht is net genoeg om te zitten, en brengt insecten niet meer in verwarring. Een kleine handeling van minderen heeft de ervaring verdiept. Geen zoemende muggen, en onhandige handen om ze te weren zijn nu nog nodig. Geen nachtvlinders die tegen de binnenkant van het raam hun verloren vrijheid zoeken.
Het doet me denken aan de mooie uitdrukking ‘het licht verzachten, tot stof worden’ (Jap. wa kō dō jin). Het is een uitdrukking die in boeddhistische middens vaak gebruikt wordt om het handelen van een bodhisattva te omschrijven. De uitdrukking zelf is echter te vinden in de Tao Te Ching, één van de hoofdwerken van het Taoïsme.
Een bodhisattva is iemand die er in slaagt zijn eigen groot licht te temperen, en zo een groter bereik van empathie kan bewerkstelligen. Al te vaak willen we zelf in de spotlight staan. Het eigen grote licht is dan zo sterk, dat het vreemd genoeg onze kijk op de wereld verduistert.
Beter om nu en dan het eigen licht te temperen, zachter te maken. Toelaten dat lichtstralen van buiten ons terug kunnen bereiken. En dan niet bang zijn om in het stof van de wereld te gaan zitten. In deze kleine act schuilt een oneindigheid die rond en vol maakt. Door te temperen vinden we het juiste tempo, milderen doet maat houden. In dit nieuwe ritme danst De Weg van alle dingen.
“Scherpe hoeken worden rond,
knopen ontward.
Het licht wordt zachter,
alles gelijk aan het kleinste stofje”
Tao Te Ching, hoofdstuk 4
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek