GRONDTEKST
Ten tweede, verlangens een halt toe roepen
Wanneer we spreken over verlangens een halt toe roepen, dan gaat het over de vijf verlangens. Wie zich wil toeleggen op verstilling en contemplatie in zittende meditatie moet deze een halt toe roepen. De vijf verlangens zijn de verlangens naar de wereldse zaken van vorm, geluid, geur, smaak en tast. Deze zorgen er voor dat de gewone mens steeds in een staat van verwarring verkeert, en dat er gehechtheid ontstaat. Eénmaal men een diep besef heeft van de fout van het te ver gaan hierin, zoekt men hun gezelschap niet langer op, en roept men deze verlangens een halt toe.
De verlangens naar vorm gaan bijvoorbeeld over het elegante en statige voorkomen van mannen en vrouwen, met mooie ogen, lange wenkbrauwen, rode lippen en witte tanden. Of over wereldse rijkdommen, over allerlei kleurenpracht zoals blauw, geel, rood, wit, vermiljoen, purper, azuurblauw en groen. Al deze prachtige vormen en kleuren zijn in staat de blik van de gewone man op te eisen, verlangens op te wekken en hem aan te zetten tot onheilzame handelingen.
Het is zoals in het verhaal van Koning Bimbisara. In zijn verlangen naar vorm viel hij het naburige vijandig koninkrijk binnen, enkel en alleen om de vertrekken van de courtisane Amrapali te kunnen betreden. Of zoals in het verhaal van Koning Udayana die aangetast door verlangen de handen en voeten van vijfhonderd heilige mannen liet afhakken. Dit zijn allemaal voorbeelden hoe verlangen kan ontsporen.
Met verlangens naar geluid wordt bedoeld; muzikale geluiden die worden voortgebracht door handharpen, citers en fluiten, of door snaren, bamboe, metalen of stenen percussie. Of het kan ook gaan om de stemmen van mannen of vrouwen die liederen zingen of gedichten voordragen. Wanneer men deze geluiden hoort, dan kan er verlangen en gehechtheid ontstaan die leiden tot onheilzame handelingen.
Het is zoals in het verhaal van de vijfhonderd heilige mannen van de besneeuwde bergen. Zij aanhoorden het gezang van een kimnara, en verloren daardoor hun meditatieve concentratie. Bedwelmd kende hun hart enkel nog onrust en wanorde. Hier kan men duidelijk de gevaren van het te ver gaan in verlangens naar geluid erkennen.
Wanneer men spreekt over de verlangens naar geur dan gaat het over verlangens naar parfums van mannen of vrouwen, of de geurige aroma’s van eten en drinken, of over alle vormen van wierook. De gewone man kent het ware kenmerk van geur niet. Door ze te ruiken raakt hij er aan verslingerd, en opent zich de poort tot de vormen van gehechtheden.
Het is zoals in het verhaal van de bhikshu die vertoefde aan de rand van een lotusvijver. Hij rook de lotus-bloesems, en in zijn hart ontstonden gevoelens van gelukzaligheid. Toen verscheen de vijver-geest en wees hem met luide stem terecht: ‘waarom steel jij de geuren van mijn bloesems?’. Door een overdreven verlangen naar allerlei geuren kan men verlangens en gehechtheden die anders latent zouden blijven opwekken. Men moet dus goed de gevaren van het te ver gaan in verlangens naar geuren voor ogen houden.
Bij de verlangens naar smaak gaat het over de smaken van bitter, zuur, zoet, pikant, zout en mild, kortom de lekkere en exquise smaken van alle vormen van eten en drinken. Deze zorgen er voor dat men verlangt naar meer en zich hecht, en dit leidt tot het stellen van onheilzame handelingen.
Het is zoals in het verhaal van de sramanera die verzot was op yoghurt. Toen zijn leven uitdoofde, werd hij herboren in een pot met yoghurt als een worm. Men moet dus de gevaren van het te ver gaan in verlangen naar smaak voor ogen houden.
Als het gaat over het verlangen naar aanraking, dan gaat het over de zachtheid en soepelheid van de lichamen van mannen en vrouwen, over hoe ze warm aanvoelen als het koud is, en koud aanvoelen als het warm is, en alle andere aangename vormen van fysiek contact. De onwetende mens zonder inzicht raakt erin verzonken en zo ontstaan de hindernissen op het Pad.
Het is zoals in het verhaal van de heilige man Eenhoorn. In zijn zucht naar fysiek contact verloor hij zijn queeste naar spirituele krachten uit het zicht. Uiteindelijk kon een courtisane gezeten op zijn schouders hem sturen waar ze maar heen wilde. Men moet dus het te ver gaan in verlangen naar aanraking goed voor ogen houden.
In het Mahayana-traktaat worden verschillende manieren besproken om een halt toe te roepen aan verlangens.
Daarin staat onder meer het volgende:
“Hoe betreurenswaardig! Al deze levende wezens die voortdurend in de war worden gebracht door de vijf verlangens. En toch blijven ze voortdurend verder zoeken, zonder ooit een einde te kunnen maken aan hun verlangens.
Deze vijf verlangens, ook al verkrijg je het doel, ze zullen alleen maar sterker worden.
Het is zoals met een vuur. Hoe meer brandhout je erin gooit, hoe feller de vlammen worden.
In de vijf verlangens is geen vreugde. Het is zoals een hond die op een oud bot kauwt.
De vijf verlangens zorgen voor meer strijd. Het is zoals de kraaien die vechten om een stuk aas.
Je verbrandt je altijd aan de vijf verlangens. Net zoals iemand die een toorts tegen de wind in moet dragen.
De vijf verlangens zijn zo pijnlijk, als het trappen op een giftige slang.
De vijf verlangens zijn zo onwerkelijk, als iets wat je buit hebt gemaakt in een droom.
De vijf verlangens duren nooit lang, je kunt ze maar voor eventjes gebruiken, ze zijn zo kort als de duur van een vonk van de vuursteen.
De wijze beschouwt ze als vijanden en dieven, de wereldse persoon is onwetend en in de war. Hij is volledig gehecht aan de vijf verlangens, en zal ze niet willen opgeven, zelfs in het aangezicht van de dood. Daardoor moet men later oneindig veel leed en zorgen ondergaan.
Deze realiteit van de vijf verlangens, dat is iets wat me gemeen hebben met de dieren.”
Alle levende wezens worden voortdurend gestuurd door de vijf verlangens, daarom noemen we hen slaven van het verlangen. Wie in deze negatieve verlangens blijft zitten, die zal verzinken in de drie modderige wegen. Wie de meditatie wil beoefenen, die zal ook door hen gehinderd worden. Daarom moet men ze beschouwen als grote bandieten, en je moet je er zo vlug mogelijk van verwijderen.
In het Geschrift over Meditatie staat het als volgt in versvorm:
“Leven en dood geraken niet doorgesneden,
dat komt omdat we hebzuchtig verlangen naar meer smaak.
We blijven wrok koesteren tot we het graf betreden,
zinloos ondergaan we dit bittere bestaan.
Rond ons lichaam hangt een lijkgeur,
vanuit de negen openingen stroomt allerlei onzuivers.
Net zoals een made in de uitwerpselen van het toilet plezier vindt,
zo vindt de onwetende mens dit in het lichaam.
De wijze bekijkt het lichaam,
en verlangt niet meer naar de bezoedelde wereldse geneugten.
Zonder zoeken zijn, zonder verlangen,
dat is wat men noemt het waarachtige nirvana.
Zoals alle boeddha’s het verkondigden:
met een ééngemaakt bewustzijn, en een ééngemaakte intentie oefenen,
de adem tellen, in meditatieve concentratie vertoeven,
dat is wat men noemt het éénvoudige leven bewandelen.”
Enkele verhalen uit het tweede hoofdstuk
Het boeddhisme kent een zeer gedetailleerde psychologie en filosofie. Ze is echter ook rijk aan verhalen. Deze verhalende traditie werd gebruikt om abstracte filosofische ideeën meer luister te geven, en ze kenbaar te maken aan een groter publiek. Zhi Yi maakt in zijn werk uitvoerig gebruik van deze verhalen. Hij put daarvoor uit een ander werk, de Ta Chih Tu Lun, een encyclopedisch werk met de belangrijkste ideeën van het Mahayana-boeddhisme toegeschreven aan de monnik-filosoof Nagarjuna.
De meeste verhalen waren blijkbaar bekend bij zijn publiek. Zhi Yi had daarom genoeg aan een korte verwijzing naar het verhaal voor de goede verstaander. Hieronder hebben we sommige verhalen opgezocht, en in hun volledigheid vertaald. Zo kun je ook kennis maken met de soms exuberante wereld van de boeddhistische vertelkunst.
Verhaal van de gezangen van de kimnara
Vijfhonderd asceten verbleven in de bergen. Een kimnara vrouw baadde in een vijver in de Sneeuw Bergen. Toen de asceten haar gezang hoorden, verloren ze onmiddellijk hun meditatieve concentratie. Ze werden dronken van de klanken, verloren hun zinnen en geraakten buiten controle. Het was alsof opeens een sterke wind door de bomen waaide. Haar stem was subtiel en prachtig, zo zacht en zo puur dat alle asceten hun juiste gerichtheid verloren. En zo, zonder dat ze het zelf ook maar beseften, werd hun bewustzijn chaotisch.
Verhaal van de monnik en de lotus-vijver
Er was een monnik die voorbij een lotus-vijver kwam in het bos. Hij rook de geur van de lotus-bloesems. Ze stelden zijn geest tevreden, en hij ervaarde een gevoel van gelukzaligheid. Toen hij verder stapte, ontstond er in zijn bewustzijn een voorkeur voor de geur van lotus-bloesems. De geest van de vijver sprak tot hem: ’Waarom heb jij je plaats aan de voeten van de bomen verlaten waar je in zuiverheid en meditatie vertoefde? Waarom ben je nu hier gekomen om de geur van mijn lotus-bloesems te stelen? Het is je gehechtheid voor deze geuren die ervoor zullen zorgen dat andere latente vormen van gehechtheid zullen ontstaan.’ Op dat moment kwam een andere persoon langs. Hij ging recht de vijver in en verzamelde veel lotus-bloemen. Hij woelde in de bodem van de vijver, en trok ze uit met wortels en al. Tegen de tijd dat hij vertrok had hij de vijver achtergelaten in een warboel. Nu bleef de geest van de vijver stil en sprak niet. De monnik zei: ‘Deze man vernietigt je vijver en neemt al je bloesems mee. Maar tegen hem zeg je niets. En ik kom hier gewoon voorbij en je wijst me terecht, en je beschuldigt me van het stelen van de geur van de lotus-bloesems. De geest van de vijver antwoordde:’De slechte mensen van deze wereld zitten altijd ondergedompeld in het vuil van hun fouten en bezoedelingen. Ik doe geen moeite meer om tot hen te spreken. Jij echter bent een goede persoon die zichzelf heeft toegelegd op meditatie. Wanneer je nu verslingerd zou geraken aan deze bloesem-geuren zouden al je realisaties teniet orden gedaan. Daarom wees ik je terecht.’
Verhaal van de yoghurt-monnik
‘Als je de leer niet volgt wat betreft de aanwijzingen voor het eten, dan kun je bepaalde voorkeuren en gehechtheden ontwikkelen. Zo verval je tot iemand die in niets verschilt van wormen en maden die midden in onzuivere zaken leven. Zo was er eens een monnik wiens bewustzijn vervuld werd van een voorkeur voor yoghurt. Telkens wanneer de donateurs een offer van yoghurt maakten aan de monniken, kreeg hij altijd ook nog het deel dat was overgebleven. Het ging zo ver dat hij aan niets anders meer kon denken. Na zijn heengaan werd hij herboren in de kom waar de yoghurt in werd bewaard. Zijn meester was iemand die de verlichting had bereikt. Toen de volgende keer de yoghurt werd verdeeld, zei hij tot zijn mede-monniken: ‘Voorzichtig, voorzichtig, je gaat onze yoghurt-monnik pijn doen’. De andere monniken antwoordden: ‘Maar het is maar een made die in de yoghurt zit, waarom noem je deze worm een yoghurt-monnik?’ De meester antwoordde: ’Deze worm hier was één van mijn leerlingen. Hij zat altijd vast in zijn verlangen naar yoghurt, en dus werd hij geboren in deze yoghurt-pot.’ Toen de meester zijn portie yoghurt kreeg toebedeeld zat de worm erin. De meester sprak:’ Ach jij yoghurt-zoeker, waarom ben je hier terecht gekomen’, en hij voedde hem zijn deel van de yoghurt.
Toelichtingen bij de grondtekst door Shaku Jinsen
Meditatie in de traditie van Zhi Yi wordt opgevat als verstilling en contemplatie. De verstilling wordt gefaciliteerd door bewust de input van de vijf zintuigen te gaan beperken. Dat lijkt evident te zijn. Wanneer we met heel veel tegelijk bezig zijn, dan is het moeilijk om nog tot verstilling te komen.
Toch is dit een grote valkuil voor veel beoefenaars. Er is zoveel te zien, zoveel te ontdekken, zoveel te doen…Vaak rest er geen ruimte meer voor een gedegen meditatie-oefening.
In dit tweede hoofdstuk worden we uitgenodigd om de vijf zintuigelijke objecten te leren beperken en beheersen. Het Chinese schriftteken dat wordt gebruikt is ‘he’. In Engelse vertalingen vinden we hiervoor ‘rebuke’ of ‘renounce’, lett. afhouden, tegenhouden of afzweren. Deze vertalingen klinken nogal scherp. In Franse vertalingen vinden we ‘refréner’, wat al zachter klinkt, ‘afremmen’. Een etymologische grondbetekenis van het Chinese schriftteken is ‘een halt toeroepen’. Dat hebben we hier gekozen als vertaling. We kunnen denken aan een situatie waarbij kinderen zich op een kom chips storten, en je ze toeroept ‘ho ho, kalm aan!’. In onze ‘fear of missing out’ zijn wij ook soms als kinderen, die ons op alles en nog wat willen storten. Dan is het goed om iemand te hebben die aanmaant ‘ho ho, rustig aan’!
Het zou verkeerd zijn om deze aanmaning te begrijpen als een radicale afwijzing van zintuigelijke verlangens. De mens staat nu eenmaal via de zintuigen open op de wereld, en vormt de wereld met zijn zintuigen. In de dynamiek tussen zelf en ander zijn de zintuigen de poorten. Zo worden ze ook benoemd in de klassieke boeddhistische terminologie. Een poort is een belangrijke plaats, het is daarom beter om die goed te verzorgen en bewaken. We kunnen onze eigen poortwachters worden.
Het verkeer door deze poort gaan beperken is een eerste opdracht. Minder doorstroom, minder chaos. Dan kunnen we de stroom zelf beter bekijken. Er lijkt zich een aantrekkingspool te bevinden in de binnenstad die deze stroom aanzuigt, en deze stroom nodig heeft om in stand te blijven. Deze aantrekkingspool kan echter in overdrive gaan. Elke kortstondige bevrediging van een zintuigelijk verlangen smaakt immers naar meer. Juist omdat ze zo vluchtig is moet ze voortdurend herhaald worden. Maar na een paar herhalingen is het nieuwe eraf en daalt de bevrediging opnieuw. Dan moet men op zoek naar iets nieuws. Zo raakt het systeem in een nooit aflatende stroomversnelling naar steeds meer en steeds anders. Het is een oneindige cirkel van onbevredigende consumptie.
In de verhalen die Zhi Yi kiest als illustratie komt dit idee sterk naar voor. Het begint vaak redelijk onschuldig (Koning Bimbisara die zijn oog laat vallen op een mooie courtisane) en ontaardt in geweld en chaos (Koning Bimbisara die het naburig koninkrijk onder de voet loopt om de courtisane te kunnen ontmoeten). De verhalen tonen hoe grotesk onze ontsporingen van zintuigelijke verlangens kunnen worden. In het verhaal van de monnik en de lotusvijver is het zo mogelijk nog onschuldiger. Een monnik ruikt een lotusbloem, vindt dit fijn en wil daarom wel in de buurt blijven. Voor een gewone sterveling is er niets aan de hand, maar voor iemand die inzicht in het proces van verlangen moet krijgen is het een gemiste kans. Gelukkig verschijnt de god van de vijver om hem een halt toe te roepen.
Wat als we de zintuigelijke objecten zouden leren zien voor wat ze zijn? Vergankelijke bronnen voor kortstondige momenten van bevrediging. Niets meer, en niets minder. Dat zou betekenen dat we voor het eerst de zintuigelijke objecten leren zien in hun volkomenheid, die paradoxaal genoeg onvolkomen is. Alles wat ons verlangen begeert is onvolkomen en vergankelijk. Dat is haar volkomen karakter. De zintuigelijke objecten bekleden met een aura van gelukzaligheid, dat is ze miskennen. Wie voor het eerst oog in oog staat met de onvolkomenheid en breekbaarheid van de zintuigelijke objecten moet de moed hebben om dit te aanvaarden. In deze breekbaarheid schijnt dan schoonheid door. Het is de esthetica van de onvolkomenheid en de vergankelijkheid. Deze vertaalt zich emotioneel in dankbaarheid. Gevoed mogen worden door schoonheid die zo weer verdwijnt. Geraakt mogen door een aanraking die geen twee keer hetzelfde is. Ontroerd worden door een melodie die slechts in het geheugen nog verder klinkt…
Het is in deze ervaring dat voor het eerst een bestendig geluk naar voren treedt. Een geluk dat niet meer afhankelijk is van onafgebroken toevoer van meer. De poortwachter jaagt de stroom niet meer door de poort, maar heet ze één voor één welkom en neemt zijn tijd om ze te ontmoeten.
Een vorm van geluk die geboren wordt uit rust en die heilzaam is. Zo staat het verwoord in het levensverhaal van de historische boeddha Shakyamuni Boeddha. Shakyamuni vertelt hoe hij in zijn zoektocht naar inzicht in een totale impasse is terecht gekomen. Hij heeft verzaakt aan een hedonistisch leven aan het koninklijke hof, heeft zijn leven als prins opgegeven en is de weg van ascese opgegaan. Hier sloeg de slinger ook te ver door, en is hij op de rand van fysieke versterving gekomen. Het verhaal toont aan hoe de mens altijd tussen deze twee polen moet blijven om te kunnen bestaan. Niet ten onder gaan aan over-daad, niet meegaan in onder-daad. Daartussen ligt het.
Dat besef komt in het verhaal naar voor als een plotse jeugdherinnering. Shakyamuni herinnert zich hoe hij als kind op de rand van een akker zit, in de schaduw van een Rozenappelboom, en kijkt naar zijn vader, de koning, die in het veld werkt. Het kind zit rustig alleen, in de schaduw, afgeschermd van de activiteiten. Maar, belangrijk, nog aanwezig en verbonden; hij ‘kijkt’ naar zijn vader. Hij herinnert zich hoe hij op dat moment een diep gevoel van gelukzaligheid ervaart, dat in niets lijkt op het geluk dat ontstaat door het bevredigen van zintuigelijke verlangens. Het is een vorm van geluk dat geboren wordt uit afzondering en die heilzaam is. Dit wil zeggen, afgezonderd van de normale stroom van zintuigelijke objecten, en een vorm van geluk waaraan je niet ten onder gaat, en waarmee je anderen het geluk niet ontneemt door eigengereide consumptie. Shakyamuni wordt door deze herinnering gevoed, en besluit dat dit de poort is die hij moet nemen om zijn spirituele zoektocht verder te kunnen zetten. Hij blijft dus niet nostalgisch hangen in de herinnering, maar neemt ze als inspiratie. Hij besluit eerst zijn lichaam aan te sterken door wat te eten, en zet zich dan op weg naar de uiteindelijke verlichting. Het grootse moment van de verlichting wordt geboren uit de herinnering van een kind, een herinnering aan gelukzaligheid geboren uit afzondering en zintuigelijke eenvoud.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek, 6 maart 2021