De leer van de Boeddha is niet veraf, ze ligt dichtbij midden in je hart. De waarheid is niet buiten jou te vinden, waar zou je haar anders zoeken dan bij jezelf?
Zo begint Kōbōdaishi Kukai zijn commentaar op de Hart Sutra. Het is een waarheid die het boeddhisme van bij haar vroegste begin is blijven herhalen. Zoals alle grote inzichten is ze tegelijk streng en troostend. Je moet het zelf gaan doen. Om het pad te bewandelen zijn er kaarten en gidsen, maar als je zelf niet begint te stappen kom je nergens. Maar ook: je kan het, omdat je het zelf bent. Jij bent je pad. Het pad zal zich ontplooien als jij het wordt.
Daarom moet je oefenen. Ook thuis. Ook alleen. Ook zonder groep. Ook zonder live-streaming. Jouw pad zal tevoorschijn komen. Je zal begrijpen wat voor jou is. En je zal het kunnen delen. Niet als een eindeloos herkauwde platitude, maar als een doorleefd inzicht. Zo’n inzicht is oneindig veel waard. Ook al oefen je een leven lang, en kun je op het einde maar één zinnetje doorleefd inzicht opzeggen, dan nog is het van onschatbare waarde. In de Sutra van Avalokiteshvara Bodhisattva staat het als volgt:
‘Stel dat miljoenen levende wezens op zoek gaan naar allerlei schatten zoals goud, zilver, lapis lazuli, parelmoer, agaat, ambersteen, koraal en parels. Ze steken de grote oceaan over, maar donkere wolken blazen hun volgeladen schip uit koers, en ze dreigen vast te lopen in het land van de Raksha-duivels. Te midden van dit alles, is er echter één iemand. Hij/zij reciteert de naam van Avalokitesvara Bodhisattva, en verlost daarmee alle opvarenden van de nakende rampspoed.’
We zoeken een heel leven lang allerlei kostbaarheden. Zijn we echter in staat om oog in oog met een storm uit de grond van ons hart één doorleefde waarheid te reciteren? Ongeveinsd, oprecht, zonder eigen belang?
Dat is enkel mogelijk als we eerst zelf leren zoeken, en beginnen met wat we hebben en wie we zijn. Eerst wellicht klein en aarzelend. Het pad zal zich tonen. Het zal zich tonen telkens je een beetje groeit. Dat wil zeggen: al je ‘kleine zelf’ nog wat kleiner wordt, en plaats ruimt voor je grote Zelf. Dat ben jij, maar nu niet maar ‘alleen maar jij’, maar ‘jij met alles’.
Al die zich ontplooiende wegen en paadjes groeien dan naar elkaar toe. Als een netwerk van pelgrimspaadjes die elk op hun eigen manier hun spoor trekken in het landschap, maar pas geheiligd worden door hun doel. Wij moeten elkaar terug leren heiligen door te delen wat we zelf hebben ontdekt, door te delen wat we beleefd en doorleefd hebben. Er geen één doel voor iedereen. We zijn allen samen het doel.
Dan maakt in ons hart ruimte en het wordt oneindig groot. Tot de hele wereld er in past. Ryōkan, een Japanse monnik-dichter uit midden 19de eeuw, schreef dit wondermooie, warme gedicht:
Deze zwart-geverfde mouwen van mijn monniken-pij,
waren ze maar breed genoeg,
dan kreeg iedereen in deze vlietende wereld,
er een plaatsje in.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek