Onderricht

Digitaal

Digitale fluctuaties van onze modem ( oververmoeid ?) dwong ons even analoog te gaan. Daarmee was de quarantaine compleet. Het euvel duurde een dag of twee. Een technicus kwam langs, hield afstand, en herstelde onze brug met de buitenwereld.

Digitaal zou van het latijn digitus komen, wat vinger betekent. We hebben tien vingers, daarmee kunnen we naar de dingen wijzen en ze tellen. Die tien vingers zijn er verantwoordelijk voor dat de mensheid in decimalen telt, zo leerde ik ooit tijdens een les filosofie.

Digitaal is duidelijk. Je kijkt, je wijst en telt. Het is ofwel één of geen. Je kunt niet een beetje zijn in een digitale wereld. De wereld wordt in stukjes ( ‘bits’) opgebroken. Je bent een stukje of je bent er geen. Je kunt niet een beetje een stukje zijn. Dan ben je beter een kleiner stukje.

Als je toch een beetje wil zijn, dan moet je analoog worden. Als je analoog bent, ben je in overéénstemming met. Je mag daar alles zijn. Je bent wat je bent. Ook als je een beetje wil zijn, dan kan dat. Je telt dan gewoon ‘één beetje-een-stukje’, ‘twee beetjes-een-stukje’, enz.

Analoog is minder duidelijk. Wat is het nu eigenlijk? Wel of niet? Op analoge lijnen zit daarom doorgaans meer ruis. Dat is het nadeel. Sommigen vinden dat mooi. Ruis is dan niet meer ‘white noise’, het geraas van een dolgedraaid signaal, maar het zachte ruisen van de wind door de bladeren van een bos.

Ik ben graag analoog. Ik heb veel ruis op mijn lijn. Ik hoor graag de wind door mij ruisen. Ik ben graag een beetje. Ik ben graag een beetje in overéénstemming. Daarmee ben ik even alles. Daarna weer niet. Ik tel mezelf zoals ik ben. Ik tel mee. Ook al is het maar een beetje.

Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek