Op het wandelpad kwam ik een oude man tegen. Hij had een wandelstok vast. We kruisten, glimlachten elkaar een goede morgen toe, en gingen woordeloos ons weegs verder. In die ene seconde dat we elkaar kruisten, zag ik hoe zijn rechterhand stevig een wandelstok vasthield. Het was een houten wandelstok. Op de plaats waar zijn hand zat, was de schors mooi weggesneden. Bovenaan was een gaatje geboord, met een lus erdoor.
Het was een tijdje geleden dat ik nog zo’n zelfgemaakte houten wandelstok zag. Nu zijn het meestal hightech, lichtgewicht sportwandelstokken van Noordse origine. Built-for-speed. Dat kun je horen. De aluminium toppen tikken nerveus tegen het asfalt, ze sporen de eigenaar aan het tempo hoog te houden.
Deze houten wandelstok maakte nauwelijks geluid. Hout absorbeert. Zijn eigenaar was niet gehaast, hij zocht geen asfalt. De tijd mocht wat hem betrof gerust wat trager gaan.
Ik maak zelf ook graag wandelstokken. Meestal maak ik ze hoger dan we hier gewend zijn. Iets hoger dan de eigen schouder. Meer wat we een staf zouden noemen. Dan kun je, als je de staf wat schuin voor je houdt, de twee handen op het uiteinde zetten, en dan daarop je kin. Zo kun je wat rusten onderweg. De extra lengte maakt het ook makkelijk om de diepte van een beek te peilen, of om een stuk hoog gras te onderzoeken. Of je tikt even op een stuk omgevallen boom om zeker te zijn dat er geen giftige slang ligt te slapen. Moet je nog een lange weg afleggen dan plaats je je hand wat lager, naar het midden toe. Dan wordt de staf een slinger van het uurwerk van je lichaam. Moet je door hoog struikgewas, dan laat je de staf eerst gaan, en volg je het pad dat hij voor je baant. De staf wordt langzaam een vriend, een metgezel op reis. Ooit liep ik 1200 kilometer pelgrimage uit met dezelfde staf. Het werd een vriend voor het leven.
Een pelgrimsstaf noemt men in Japan een ‘diamanten-staf’. Diamant omdat de staf een waardevolle steun biedt als het moeilijk gaat. Eén die je niet in de steek laat als je het lastig hebt. Als je hoofd niet meer tot rust komt, dan neemt je hand de staf vast, en de staf neemt je hart vast, en zegt kalm ‘rustig maar, één stap per keer, je hebt nog allebei je voeten’. Zo loop je zomaar duizend kilometer.
Het bovenste stuk van de pelgrimsstaf is vaak kunstig uitgesneden in de vorm van een stupa. Van onder naar boven; een vierkant, een cirkel, een driehoek, een halve cirkel, en een waterdruppel. Het zijn vijf vormen die het vormeloze aanneemt om zich kenbaar te maken. Als de pelgrim de staf vastneemt, komt er een zesde vorm bij, het eigen bewustzijn. De vorm is begeesterd. Onderweg ziet de pelgrim nu overal duidelijk het vormeloze. Zijn eigen lichaam, de weg, de staf, alles wat voorbij komt is een eenheid geworden. Zo loop je makkelijk duizend kilometer.
Bovenaan de pelgrimsstaf zit een klein belletje vastgebonden. Het maakt een fijn tinkelend geluid bij elke stap. Het is de stem van het stemloze. Zo spreekt men zonder woorden, en wordt de stilte gedragen door geluid. Het brengt vreugde. Zo klinkt het wellicht mocht je de klank van alles wat bestaat filteren doorheen inzicht en mededogen. Een zacht, welluidend getinkel. Met deze muziek in het hart lopen je voeten eindeloos.
De oude man met de wandelstok die ik kruiste liep alleen. Er was echter niets eenzaams in zijn ogen. Hij was in goed gezelschap.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek