Not to be overwhelmed by the profound nature of reality, but instead to be receptive of it, or acquiescent to it.
Niet overweldigd worden door de diepe aard van de werkelijkheid, maar integendeel, om ontvankelijk en meegaand te worden.
Zo stond het in een woordenboek. Ik had met wat tijd op handen het eerste deel van mijn naam nog eens opgezocht. Dat leest in het Sino-Japans jin, en is in de boeddhistische terminologie de vertaling voor het Sankriete ksānti. Dit wordt meestal vertaald met volhardendheid, of verdraagzaamheid. Het is één van de zes spirituele deugden van een bodhisattva. Het gaat over die kwaliteit om zonder klagen of morren allerlei moeilijkheden op het pad te ondergaan en verdragen. In klassieke teksten vind je vaak heroïsche voorbeelden van bodhisattva’s die zonder de minste aarzeling en met de grootste zelfopoffering de meest verschrikkelijke kwellingen ondergaan. Wellicht zijn ze bedoeld als exemplarische hyperbolen van spirituele moed, maar bij al die heldhaftigheid durft de eigen inzet al eens te verbleken. Volhardendheid is zonder twijfel een onmisbare kwaliteit, maar per opbod kan al die verdraagzaamheid ook al eens hardvochtig lijken, vooral voor allen onder ons die nog niet die rotsvaste kwaliteit hebben ontwikkeld.
Gelukkig bieden ook de klassieke teksten verdere verdieping. Dergelijke volhardendheid is enkel mogelijk door het juiste inzicht. Zonder afbreuk te doen aan alle zorgen en pijn in de wereld, blijft het psychologische inzicht overeind dat veel van onze zorgen en angsten te maken hebben met een dieper liggende breuk: die tussen ‘ik’ en ‘ander’, en de bijhorende drijfveer om ‘ik’ in stand te houden. Volgens de boeddhistische psychologie van de Yogacara-filosofie zit die breuklijn ingebakken in ons bewustzijn. Eén functie waardoor wij bewust zijn is immers het zelf-bewust-zijn. Op het zelfde moment dat we zelf-bewust zijn verschijnt ook de wereld als niet-zelf, anders, daar-buiten.
Het is interessant dat de Yogacara-filosofie dit ziet als een fundamenteel kenmerk van ons eigen bewust-zijn. Ergens is dit ‘des mensen’. Meestal levert het ook niet zoveel problemen op. Doorgaans doorlopen we op onze zelfbewuste manier zonder al te veel problemen onze dag. Maar willen we echter nadenken over die keren dat het helemaal niet lukt, dan moeten we wat dieper kunnen kijken. Soms zijn we niet in staat om zorgeloos als een ik tussen anderen te laveren. Willen we weten waarom dat zo is, dan richten we beter de blik naar binnen. Dat zien we deze ingebakken tweespalt duidelijk verschijnen, dit evidente opdelende automatisme.
Omdat dit iets is wat klaarblijkelijk bij ons hoort, is het ook iets waar we zelf mee aan de slag kunnen. Hier opent zich de typische boeddhistische omwenteling; het probleem draagt in zich ook de oplossing. Het pad opent zich als het direct zien van deze opdelende functie, en de wens om deze opdelende functie te verzachten of zelfs op te heffen. Zo oefent de bodhisattva zich. Elke evidente, dagdagelijkse gebeurtenis wordt een toetssteen om te zien hoe we opdelen, en een springplank naar een meer verbindende houding.
Volhardendheid wordt dan een geheel andere oefening. Het betekent meer tijd geven aan gebeurtenissen om te zien wat er aan de hand is. Ook, en vooral, bij minder leuke gebeurtenissen, problemen en moeilijkheden. Het is een voortdurend waakzaamheid om niet onmiddellijk mee te gaan in een opdelende neiging. Het is zeggen: even wachten, dit vind ik helemaal niet ok, maar laten we even zien wat hier speelt. Zo wordt volhardendheid minder hard, minder streng. Ze neigt meer naar spirituele moed om de opdracht tot reflectie aan te gaan. Of zoals de woordenboekdefinitie het verwoordde: om niet meer overweldigd te worden, maar ontvankelijk en open te blijven.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek