Onderricht

In perspectief

Een straaltje maanlicht valt door het raam naar binnen. Ik vouw mijn handen tot een kommetje. Het maanlicht vult mijn handen. Voorzichtig om niet te morsen, breng ik mijn handen naar mijn mond, en drink langzaam het maanlicht op. Ik zie hoe alles vervormt en nieuwe ogen geboren worden.

De maan brengt mij de zon. Terwijl alles donker is.

’s Morgens word ik wakker door een zonnestraal. Dat is vreemd want het raam ligt aan de westkant. Het is het raam van het huis van de buren die het opkomende oostenlicht vangt en door mijn westenraam naar binnen stuurt.

De boomhut in de notelaar ligt er verlaten bij. Het kind slaapt nog. Het is even het huis geworden van de eekhoorn. Hij kan zo langs de stam naar boven en beneden. Maar de eekhoorn verkiest vandaag het houten trapje te nemen. Hij wil even mensenbenen proberen?

Het is middag en de lucht is staalblauw. Het kind zit in de boomhut. Het kijkt naar boven en zegt: ‘weet je dat je de maan kunt zien’, en wijst naar een wit silhouet.

Vandaag zou ik moeten spreken. Maar ik verkies te zwijgen. Woorden kunnen veel vangen. Maar vandaag laat ik alles vrij. Straks zal ik proberen als een eekhoorn een boom te beklimmen.

Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek