Twee keer per jaar voeren we de Segaki Kuyo-cermonie uit, de “Offerceremonie voor de Hongerige Geesten.” Eén keer in de lente, één keer in de herfst. Telkens in de buurt van de equinox, wanneer dag en nacht even lang zijn. We staan dan in het midden. We hebben vooruitgang gemaakt. We lijken te weten waar we vandaan komen en waar we nu verder naar toe moeten.
Dan gebeurt het. Met groeiend inzicht wordt ook onze horizon ruimer. We zien dingen waarvan we niet wisten dat ze bestonden. Zaken die niets met ‘ons’ te maken hadden, raken ons nu wel. En ze oplossen kunnen we niet alleen. Sterker nog, alleen nog maar bezig zijn met onze eigen nietige wereld en de eigen groei lukt ook niet meer. Het is alsof we onszelf plots bevinden in een steeds uit deinende wereld. Onze eigen kleine wereld, waarin we daarnet nog zeker en sterk waren, is futiel geworden.
Dit overkwam Maudgalyayana, een leerling van Shakyamuni Buddha. Van hem werd gezegd dat hij het meeste vorderingen maakte in meditatie. Zijn inzicht was zo sterk geworden, dat hij tijdens zijn meditatie in staat was om andere werelden, andere horizonnen te ‘zien.’
Maar wat hij zag, raakte hem zeer en bracht hem terug naar zijn eigen kleine wereld. Hij zag zijn eigen overleden moeder. Niet in een mooie troostende melancholische droom; het lichaam van zijn moeder zag er helemaal verwrongen uit, afzichtelijk. Ze leed zichtbaar honger en kwijnde weg, maar was niet in staat iets te eten of te drinken. Haar keel was zo dun geworden dat ze geen voedsel kon slikken. En probeerde ze dit toch dan veranderde het voedsel onmiddellijk in vuur.
Maudgalyayana schrikt wakker uit zijn meditatie, en keert terug naar zijn eigen kleine wereld. Zijn sereniteit breekt in verdriet en radeloosheid. Hij vraagt raad aan zijn Leraar Shakyamuni Buddha.
“Dit is niet iets wat je alleen kunt oplossen, Maudgalyayana,” luidt zijn eenvoudig advies.
Alleen. Enkel gericht op de eigen groei. Enkel op eigen kracht.
Shakyamuni laat alle monniken en nonnen samen komen. Hij vraagt de gehele sangha om te verzamelen en offergaven aan te brengen. De monniken en nonnen bidden gezamenlijk, en sturen met de kracht van hun gezamenlijk gebed de verzamelde offergave naar de moeder van Maudgalyayana, en naar alle levende wezens die zich in diezelfde wereld bevinden, de wereld van de ‘hongerige geesten.’ Een wereld waarin hebzucht en concurrentie het leven onmogelijk heeft gemaakt.
Samen. In een sfeer van verbondenheid, gericht op de bevrijding van alle levende wezens.
Twee keer per jaar, wanneer de dag en nacht even lang zijn, en we in het midden staan, komen we samen. We luisteren naar het verhaal van Maudgalyayana. We luisteren naar de raad van Shakyamuni Buddha. We komen samen. We offeren water en voedsel. We komen samen in gebed.
Het gebed doet ons onze eigen kleine horizon verdwijnen. Ik ben zoon/dochter van mijn ouders, ik ben verbonden met mijn grootouders, en hoewel ik mijn overgrootouders niet heb gekend, zijn ze onmiskenbaar deel van mijn horizon. Hoe verder de horizon uitdeint, hoe meer werelden verschijnen. Hoe meer werelden we laten verschijnen, hoe groter ons medeleven wordt. Medeleven dat ook ruimte heeft voor een afzichtelijke wereld van hebzucht en concurrentie, en ze niet weg duwt. Ook het onvoorstelbare leed van de hongerige geesten is draagbaar. Maar niet enkel met deze twee handen. Met de handen van de gehele gemeenschap samengevouwen in gebed.
Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek